Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de route Doornik
Wandel deze route met je smartphone.
CASTERMAN
Alles begint bij Donat Casterman, die zich in 1776 als boekhandelaar-boekbinder in Doornik vestigt. Stilaan gaat Donat ook zelf boeken uitgeven en nog wat later gaat hij die ook drukken. In de loop van de volgende eeuw bouwt de familie Casterman binnen de uitgeverij een belangrijk fonds op, grotendeels bestaand uit religieuze en opvoedkundige werken. Maar er is ook al aandacht voor boeken die voor de jeugd zijn bestemd, met name de prijsboeken, dus boeken die als prijs worden gegeven aan de beste leerlingen. Het bedrijf wordt ook alsmaar arbeidsintensiever, Casterman stelt in zijn drukkerij en boekbinderij in die periode zo’n tweehonderd mensen tewerk.
Donats zoon en mede-bedrijfsleider Henri Casterman opent in 1856 een filiaal in de Parijse Saint-Sulpicewijk, dat hem toelaat zijn zaken in Frankrijk sterk uit te breiden. Wanneer zowel Donat als Henri kort na elkaar overlijden, wordt de firma in 1907 omgezet in een naamloze vennootschap.
Tussen beide Wereldoorlogen nemen de activiteiten van zowel de uitgeverij als de drukkerij sterk toe. De drukkerij beperkt zich niet tot de eigen uitgaven, maar drukt ook voor Franse uitgevers als Hatier en Michelin en daarnaast rollen bij Casterman jaarlijk telefoongidsen en spoorboekjes van de persen.
Een belangrijke gebeurtenis in die periode is de samenwerking van Louis Casterman met Georges Remi, zeg maar Hergé vanaf 1932. Die 25-jarige Brusselaar belandt bij Casterman dankzij Charles Lesne, op dat moment de rechterarm van Louis in het bedrijf. Charles heeft voorheen gewerkt voor de krant “Le XXe Siècle” en daar wordt een nevenuitgave voor jeugdige lezertjes gemaakt, “Le Petit XXe”, die onder redactie van een geestelijke staat, abbé Wallez. Georges Remi publiceert daar zijn eerste Kuifjesavonturen in. Die publicatie heeft uiteraard een beperkt verschijningsgebied, enkel Franstalig België en uitsluitend de lezers van de krant. Daarnaast heeft Charles Lesne gezien dat Georges Remi een begaafd tekenaar van publiciteit is en ook goed overweg kan met het tekenen van letters. Louis Casterman is geïnteresseerd en biedt Hergé een baan aan als tekenaar bij Casterman, waarbij een van zijn eerste opdrachten het moderniseren van de kaften van literaire werken wordt.
Maar Louis Casterman ziet ook iets in de Kuifje-strips van Hergé. Hij stelt hem voor om zijn eerste echte uitgever te worden. Hergé heeft inmiddels begrepen dat Casterman een van de weinige bedrijven is, die eigentijds werk kan uitgeven en ook over de middelen beschikt om een goed product te garanderen. Er komt een eerste herdruk van “Kuifje in Amerika”, maar het echte Doornikse avontuur begint pas in 1934, als Casterman de rechten overneemt van “Le Petit XXe” en start met de publicatie van het album “De Sigaren van de Farao”, gevolgd door het eerste hoogtepunt van de Kuifjesreeks, “De Blauwe Lotus”. (Aanvankelijk worden al deze albums nog enkel in het Frans uitgebracht.)
Louis Casterman begrijpt al voor Hergé zelf dat er overgeschakeld moet worden op stripverhalen in kleur en op een vast formaat voor de albums. Wanneer tijdens de Tweede Wereldoorlog het bedrijf wordt uitgerust met een offsetpers, is het ideale toestel voor drukken in kleur aanwezig. Omdat op deze pers 68 pagina’s tegelijk gedrukt kunnen worden (62 pagina’s tekeningen en 6 pagina’s rectocover en titelpagina’s) wordt dat het formaat van de albums. Hergé moet zich dus aan dit formaat aanpassen, terwijl de beschikbare hoeveelheid papier in die oorlogsjaren ook geratsoeneerd is. Het eerste Kuifjesalbum volgens deze nieuwe criteria verschijnt in 1942: “De Geheimzinnige Ster”. Casterman bereid zich ook voor op de naoorlogse periode, hij wil dan minstens zes of zeven albums klaar hebben liggen, want als het bedrijf als eerste daarmee kan uitpakken, kan het marktleider worden. Daartoe wordt de hele voorgaande Kuifjes-productie herwerkt voor het nieuwe formaat en van kleur voorzien, met uitzondering van “Kuifje in Rusland”.
Vanaf 1948 wordt het aantal van één miljoen albums bereikt. De vertalingen volgen elkaar nu snel op. Nederlands en Engels worden gevolgd door … het Portugees. Pas veel later komt er ook een uitgave in het Doorniks, de eerste van een reeks uitgaven in locale dialecten. Hergé laat graag het zakelijke aspect aan Louis Casterman over en antwoordt op vragen steeds: “Als Casterman het me vraagt, ga ik akkoord.” Twintig jaar gaat Hergé daarom ook in op de vraag van Casterman om de nogal vreemde titel “Le Museau de la Vache” (De Snuit van de Koe) te wijzigen in het veel klassiekere maar effectievere “Tintin au Tibet” (Kuifje in Tibet).
Overtuigd door het succes van de Kuifje-albums, stelt Casterman spoedig ook andere avonturenseries op stripgebied voor: “Petzi” van Carla en Wilhem Hansen, “Alix” en “Lefranc” van Jacques Martin en “Le Chavalier Ardent” van François Craenhals. Ook het fonds van geïllustreerde jeugdboeken breidt sterk uit, waarbij de “Martine”-serie van de Doorniknaar Marcel Markier wereldwijd succes boekt.
In de jaren 1970 wil Casterman zich ook begeven op het terrein van de volwassenenstrip. Het eerste “Corto Maltese”-album van Hugo Pratt verschijnt in 1973 en in 1978 volgt de creatie van het striptijdschrift “(A Suivre)”. Dat laatste is aanvankelijk een soort catalogus van prestigieuze auteurs als Tardi, Schuiten, Geluck en zo meer.
Meer dan 150 miljoen exemplaren van Kuifje zijn er in Doornik gedrukt en uitgegeven door Casterman. Met het binnenhalen van de avonturen van een jonge reporter met een kuif deed Louis dus een echte meesterzet. En voor Doornik heeft Kuifje voor een echte explosie op gebied van werkgelegenheid gezorgd, zoals zich Jean Gillot herinnert, verantwoordelijk voor uitgeverij Casterman in de jaren 1945. “Ga je naar de Doorniknaars, dan zal je veel mensen tegenkomen die je kunnen zeggen dat ze een familielid of nabije kennis hebben, die bij Casterman gewerkt heeft. In de beste jaren telde men niet minder dan 600 werknemers bij de Doornikse vestiging.”
De gebouwen van Casterman aan de Rue des Soeurs Noires en de Rue des Augustins konden eind jaren 1950 niet langer de permanente bedrijfsuitbreiding en modernisering volgen. Daarom is in 1962 met de drukkerij uitgeweken naar de Quai Donat Casterman, waarmee meteen de naam van de stichter van het bedrijf geëerd wordt. Toch raakt de onderneming stilaan in moeilijker vaarwater, mede door de enorme schaalvergroting in de drukkerijwereld en de internationale concurrentie. Even wordt zelfs gevreesd voor haar voortbestaan, maar een bestuurswissel en een dynamische bedrijfsleider zorgen ervoor dat zo’n scenario vermeden kan worden. De onderneming wordt opgesplitst in twee bedrijven: Casterman Printing, dat deel uitmaakt van de groep Evadix, en de uitgeverij Casterman, die in 1999 is opgenomen in de groep Flammarion.
In 2009 en 2010 heeft uitgeverij Casterman het Doornikse filiaal van het Belgisch Staatsarchief verrijkt met zo’n 1.728 strekkende meter aan documenten, waaronder 15.000 foto’s van de onderneming zelf en een immense fotografische documentatie, alsmede een exemplaar van elk bij Casterman tussen 1789 en 1991 uitgegeven werk. Heel ver hoefde men niet met al die archiefstukken te slepen, sinds juli 2009 is het Staatsarchief namelijk gevestigd in de vroegere Casterman-gebouwen aan de Rue des Augustins.
Klik voor andere routes op Routes
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht