Den Steenen Molen

Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route Boechout
Wandel deze route met je smartphone.

Den STEENEN MOLEN
Konijnenbergstraat 2, Boechout.

Al sinds mensenheugenis – als die niet verder dan 1611 reikt – pacht de familie Palms in Boechout een houten molen, die eigendom is van het Gentse Sint-Baafskapittel en als Berderen Molen bekendstaat. Groot is dan ook de consternatie als op 31 december 1781 een advocaat bij de Soevereine Raad van Brabant, Jan Frans Dielens, eigenaar van de hoeve Den Conijnsberg, een aanvraag indient om naast zijn huis een graanmolen en smoutmolen op te richten. De Boechoutenaren scharen zich rond Frans Palms en sturen een protestnota naar de overheid. Maar de nieuwkomer is niet voor niets advocaat, protesteren helpt niet, hij krijgt op 16 mei 1782 toelating voor de bouw en nog datzelfde jaar wordt met de bouw van de nieuwe stenen stellingmolen begonnen. Dan grijpt een hogere instantie in, op 23 november 1782 mag Jan Frans het eens komen uitleggen bij God himself en intussen valt de bouw stil.

Er zijn wat problemen rond de erfenis, maar uiteindelijk wordt de bouw in 1786 voltooid en is de molen in 1790 volledig afgewerkt. Het is een windmolen met twee graanmolens, een smoutmolen en smoutkelders voor de opslag van de olie. De molen wordt gebouwd van veldovensteen, baksteen die vlakbij de bouwwerf wordt gebakken in een veldoven en waarvoor de klei wordt gewonnen in het terrein, dat vandaag als de Melkkuip in Boechout bekendstaat. De muren zijn aan de grond bijna anderhalve meter dik, ter hoogte van de stelling nog één meter en aan de top blijft daar nog 40 centimeter van over. Die muren rijzen op tot 18,60 m, de kap daarboven reikt tot 23 m en wanneer de wieken een recht kruis vormen steekt de hoogste wiektop 35 meter de lucht in.

In 1817 komt de stellingmolen in het bezit van de familie Corluy, waaruit diverse Boechoutse burgemeesters afkomstig zijn, te beginnen met Petrus Corluy, die het jaar na de aankoop van de molen de ambtsketen kan omhangen. Maar hij is niet de eigenaar van de molen, van diens voornaam is enkel de eerste letter bekend en dat is een J. Maar opmerkelijker, J. is getrouwd met Elisa Palms, inderdaad, telg van de concurrerende molenfamilie, zodat nu beide Boechoutse molens aan elkaar verwant zijn. In 1873 erft Fernand Corluy de molen, maar hij heeft na twintig jaar labeur genoeg van deze winderige stiel en verkoopt zijn erfdeel in 1895 aan zijn neef Corneel de Vos.

Na de eeuwwende wordt in 1910 Frans Voets de nieuwe molenaar. Hij en zijn zonen houden het bedrijf overeind tot 1975. Intussen is op 13 oktober van het oorlogsjaar 1943 deze stenen bovenkruier als monument geklasseerd. Dat hielp niet tegen een V1, die flinke schade aan het bouwwerk aanricht.

Al in 1964 worden er restauratiewerken uitgevoerd aan deze molen door de firma Caers en het jaar daarop wordt die restauratie tijdens de Vlaamse Culturele Dagen van 26 tot 28 juni 1965 luister bijgezet. Toch kan dat allemaal niet voorkomen, dat in 1975 de wieken niet langer draaien. De erfgenamen Voets verkopen de stilgevallen en stilaan ook wat vervallen molen in 1998 aan de Van den Brandens, die deze oude bovenkruier willen redden, koste wat het kost – en dat zal een flink bedrag zijn geweest.

In 2004 is het dan zover, met Molenfeesten in augustus wordt gevierd dat de witte reus opnieuw maalvaardig is. En op 19 september wordt de herrezen Steenen Molen officieel ingehuldigd door prins Laurent, die bij deze gelegenheid een pak chocoprince krijgt aangeboden van jeugdige fans, waarop hij meteen aan het tracteren slaat. De eeuwenoude traditie van brood en spelen voor het volk zit lieden van koninklijke bloede uiteraard in de genen. Wat later gaat ook de uitbater van de molen het volk spijzigen in het in het molenhuis geopende restaurant De Conijnsberg.

Stenen windmolens zijn altijd ‘bovenkruiers’, wat betekent dat enkel de kap wordt gedraaid om de wieken in de wind te zetten. Dit in tegenstelling tot de houten staak- of standaardmolens, waarbij het complete molenhuis wordt gedraaid rond een stevige middenpaal.

Hier staan op een basis van 12 m doorsnee vijf verdiepingen, die elk van een deur en/of een venster zijn voorzien. Op de eiken stelling sta je op een hoogte van 7,5 m en heb je 3 meter speelruimte tussen reling en muur. De stelling is bij de restauratie in 2002-’04 weliswaar gereconstrueerd, maar is al die tijd wel rond de molen blijven zitten, waardoor het de enige molen in België is, die sinds zijn bouw de stelling heeft behouden.

Er wordt nu voornamelijk veevoeder gemalen, maar door de vraag naar bakkersmeel wordt ook dat in toenemende mate geproduceerd voor een lokale bakker en voor mensen die thuis zelf brood bakken.

Op het gelijkvloers stond bij de bouw van de molen een installatie om olie uit koolzaad te persen, maar die is eind 19de eeuw verwijderd, enkel de oliekelder is behouden. Op de eerste verdieping is de stapelzolder, die nu wordt gebruikt als tentoonstellingsruimte om molenaarsvoorwerpen van voorheen te laten zien. De tweede verdieping is de meelzolder, waar het meel wordt opgevangen en de ‘vang’ (rem) van de molenwieken wordt bediend. Op deze hoogte van 7,50 meter is ook de stelling rond de molen aanwezig, waarover het wiel loopt waarmee de kap met wieken in de wind wordt gezet. Vier deuren op de vier windstreken geven toegang tot deze stelling. Weer een verdieping hoger liggen twee koppels molenstenen, aangedreven via de koningsspil door het sterrewiel – een kroontandrad. De vierde verdieping is de luizolder, waar geen kabouter woont, maar waar zich het mechanisme om de zakken naar boven te trekken bevindt. Ten slotte kom je helemaal bovenin op de kapzolder, waar zich de ‘bonkelaar’ bevindt, het raderwerk dat de horizontale beweging van de wiekenas via het vangwiel omzet in de verticale beweging van de koningsspil. Wie het allemaal eens zelf wil bekijken, Den Steenen Molen is bij behoorlijk weer elke zondagmiddag geopend voor bezoek.

Klik voor andere routes op Routes
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht