Wandelroute DENDERMONDE deel 4

De groene vlakken wijzen je de weg.

In de blauwe vakken staat wat je ziet.

Witte vlakken vertellen de details van een verhaal.
Kies zelf wat je interesseert.
Deze route is 1,50 km lang.

Ben je nieuwsgiering naar een onderwerp in oranje? Klik er op en je krijgt een interessante link. Meestal staat onze Bollebooswicht dan klaar om je er alles over te vertellen.︁ Om terug te keren naar de route klik je links boven op de pijl naar links.

Speciale verhalen zijn oranje omkaderd om ze snel terug te vinden.

Hier sluit wie de verkorting op de Grote Markt heeft gekozen zich weer bij onze route aan.

Ga de Denderbrug over.

VLASMARKTBRUG
In tijden dat de Dender nog een druk bevaren rivier was, lag hier een houten ophaalbrug. En bij druk scheepvaartverkeer wordt het lang wachten.

De filmwereld weet het: “Werk nooit met de drie B’s: baby’s – beesten – boten.” Een boot komt traag op gang, maar is dan niet meer snel te stoppen om even terug te keren. Een scène opnieuw draaien wordt dus enorm tijdrovend. Daarom kan je bij een ophaalbrug geen verkeerslicht plaatsen, dat de boten een minuutje laat doorvaren en dan net voor een volgende aankomende boot op rood springt. Er vaart steeds een hele reeks boten achter elkaar langs zo’n brug.

Om wat te doen aan het eindeloze wachten, is er in 1893 een gietijzeren voetgangersbrug naast die ophaalbrug gelegd. Zo’n passerel kon hoog genoeg worden gebouwd om boten onderdoor te laten varen en voetgangers kunnen wel trappen klimmen.

Intussen mondt de Dender via een omleiding uit in de Schelde. Hier is nu, net als op het eind van deze nu doodlopende Denderarm, een eigentijdse brug gelegd. Kleine boten kunnen er nog onderdoor, maar een echte jachthaven midden in de stad lijkt niet meteen gepland.

Aan de overzijde van de brug zie je pal voor je een aparte gevel.

VINKENBORCH – D’HANIS
Vlasmarkt 7-9.
De eerste naam slaat op een huis dat hier in 1375 heeft gestaan. Diverse huizen aan de Vlasmarkt dragen plaatjes met de oude namen erop, uit de dagen vóór Napoleon.  Toen waren huisnummers nog onbekend,  gevelstenen vermeldden een naam die bij alle stadsbewoners bekend was.

Maar onze huisnummering wijkt af van de Napoleontische. Toen werd er niet per straat, maar per wijk genummerd. Vandaar in Keulen een huis met het nummer Glockengasse 4711. Je kent het ongetwijfeld van de eau de cologne. 

Sinds 1923 rijst hier deze gevel van de architecten Carlos Malfait en Bonte Staes op met een breed gebogen raampartij – een bowwindow – op de eerste verdieping of bel-etage. Daar was de salon. Door gebogen lijnen en het kleurgebruik  lijkt deze gevel slanker dan hij eigenlijk is. 

Vandaag is hier juwelier Frank D’Hanis met eigen atelier gevestigd, in 2004 uit Hamme gekomen.
Hamme en geld zijn hier echter al langer kind aan huis. Malfait en Staes kregen hun bouwopdracht van Odilon Van Ranst, deurwaarder in Hamme.

Vroeger was er nog een juwelier aan de Vlasmarkt gevestigd, waar zich een merkwaardig verhaal heeft afgespeeld …

Ga daarom verder langs de Vlasmarkt. We vertellen je nu het vervolg van het verhaal over Arsène Goedertier, dat we in deel 3 in de Kerkstraat zijn begonnen.

                      ARSÈNE’S  LAATSTE WOORDEN
Na zijn onwel worden in het Heilige Maagdcollege in de Kerkstraat, is Arsène Goedertier naar zijn schoonbroer juwelier Ernest Vanden Durpel hier op de Vlasmarkt gebracht. Terwijl Arsène op een matras wordt gelegt, geeft dokter Romain De Cock hem een tweede cafeïne-injectie en stelt vast, dat Goedertier een asystolie heeft, een acute hartverwijding waardoor zijn hart niet meer samentrekt en tot stilstand komt.

Arsène laat een pater halen uit de nabije abdij. Maar als hij merkt dat ook zijn vriend Joris De Vos aanwezig is, vraagt Goedertier hem binnen te komen en de deur dicht te doen, zodat ze alleen zijn. Joris zal later vertellen wat daar toen gebeurd is: Ik knielde bij Arsène en hij zei “Ik heb een priester laten roepen, maar mijn geweten gerust.” Dan fluisterend:  “Luister, ik alleen weet waar het Lam Gods is. Een dossier daarover kun je in  een schuif van mijn kleine bureel vinden, in een omslag met Mutualité erop.” Net dan komt pater Libertus Bornauw vanuit de abdij binnen. Arsène zegt: “Laat ons alleen en doe de deur dicht”, wat Libertus dus doet. Opnieuw begint Arsène te praten tegen Joris: “Dus gij weet waar het dossier is en … ” Goedertier begint te rochelen, kan geen woord meer uitbrengen en sterft.

Arsène had het dus over het Gentse veelluik van de gebroeders Van Eyck, waaruit in de nacht van 10 op 11 april 1934 het paneel ‘De Rechtvaardige Rechters’ is gestolen en waarover al maandenlang wordt onderhandeld met het bisdom over losgeld. 

Tot op vandaag heeft Arsène gelijk gekregen dat hij het alleen weet. Want ondanks allerhande speurwerk van officiële en would-be detectives tot helderzienden toe, zijn die Rechters nooit gevonden en hangt er in Gent een kopie van het gestolen paneel in dit meesterwerk van de Vlaamse Primitieven.

Maar was daarom Arsène Goedertier inderdaad de dader? Of enkel een betrokkene? Benieuw? Lees dan Goedertierlantijnen.

Na de straat die Sint-Jorisgilde heet, gaat de Vlasmarkt over in de Brusselsestraat – die nemen we.

BRUSSELSESTRAAT
Bij deze belangrijke verbinding hoorde een stadspoort, die hier in herbouwde vorm tot september 1914 stond.

Op vrijdag 4 september komen de Duitsers via deze Brusselse Poort de stad binnen, nadat ze vanaf 9 uur ’s morgens obussen op Dendermonde hebben afgevuurd. Ze zijn zeer slecht gezind, hun ultimatum tot overgave van de stad is afgewezen en er is verzet geweest tegen hun opmars. Als straf heeft de legerleiding besloten om de hele stad in brand te steken en zo’n 550 mensen uit Lebbeke, Sint-Gillis en Dendermonde op te pakken en hen via Brussel naar kampen in Duitsland af te voeren.

 Er wordt hevig geschoten aan de Brusselse Poort, er vallen veel slachtoffers onder de burgers, terwijl met granaten de huizen in brand worden geschoten. Wat je vandaag aan oude monumenten in Dendermonde ziet, is vaak gerestaureerd of compleet herbouwd na de Eerste Wereldoorlog. Dendermonde is één van de zeven Belgische Martelaarsteden, samen met Leuven, Aarschot, Dinant, Visé, Andenne en Tamines.

Winkelas
Geen toeval dat juist de Brusselsestraat de hoofdwinkelas van Dendermonde is geworden. Het is sinds de 19de eeuw de verbinding tussen de stadskern en het station. Auto’s bestaan nog niet, het spoor is populair voor wie reist of pendelt, waardoor er tussen station en stadscentrum een levendige passage op gang komt. Daar wil je als handelaar graag gebruik van maken.

Waar de Oude Vest aansluit op de Brusselsestraat zie je midden op de rotonde een beeld.

© Foto Vera Seppion

ONTPLOOIING
Rotonde Brusselsestraat.

Jeanne De Dijn geeft met dit beeld al meteen een draai aan deze rotonde. Onderaan bundelt het krachten tot een stevig geheel, om die dan bovenaan met nieuwe dynamiek te laten uitwaaieren. Een symbool voor een zich op eigen kracht vernieuwend Dendermonde, dat na tegenslag toch telkens de restanten bijeenpakt en herrijst.

Deze 2,35 m hoge torsie staat hier sinds zaterdag 27 november 1999 en daarmee heeft ook een Dendermondse beeldhouwster van de oudere garde haar plek gekregen in de stad waar ze opgroeide en zich ontwikkelde, zoals dat eerder al het geval was met Jos De Decker, ook zo’n oude crack in z’n vak.
Deze bronzen zuil heeft de Rotary Club Dendermonde de helft betaald, ‘at your service’ !

Een apotheek met een okergele gevel en een torentje maak de hoek met de Oude Vest en de Brusselsestraat.
Even verder zie je rechts de doorgang naar het …
 

SINT-ALEXIUSBEGIJNHOF
Brusselsestraat 36-38.
Kort na 1259 duiken in Dendermonde begijnen op, maar nog niet op deze plek. Omdat het oude begijnhof nabij de Sint-Gilliskerk veel wateroverlast kent, krijgen de begijnen op 7 april 1288 toestemming om hun hof naar hier te verplaatsen.

Om waterproblemen te voorkomen en uit veiligheidsoverwegingen, wordt dit nieuwe begijnhof aan één kant gebouwd tegen de Rommeleire, destijds als gracht het verlengde van de Oude Vest, uitmondend in de Dender. Rond de rest van het hof wordt nog een smallere gracht gegraven. Daarbinnen een bijna driehoekig plein, dat via een smalle doorgang is verbonden met de Sint-Gillisstraat, vandaag onze Brusselsestraat.

Een poort aan de straatkant en een tweede poort aan het einde van de doorgang sluiten het begijnhof af van de rest van de stad. Die binnenpoort is vandaag vervangen door een hek.

Op dit ruim 2 ha grote hof, worden in 1288 de eerste woningen opgetrokken, dan nog uit vakwerk met leem. Vandaag tel je hier 61 stenen huisjes, gegroepeerd rond een plein met de grote kapel in het midden.

De tweede kapel, want de oorspronkelijke is tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoest. Deze dateert van 1928 en Oudenaarder Maurice Vostaert tekende voor dit stukje neogotiek, waarin zes glasramen zitten van Cyril Los, wiens woning je in de Dijkstraat hebt gezien.

Tegen de koorzijde een Lourdesgrot uit 1877, met een beeld van Bernadetje erbij en brandende kaarsjes.

In de kerkmuren terracotta reliëfs met de Zeven Weeën van Maria. Ze zijn van Gentse beeldhouwer G. Dunstheimer en stammen nog uit de vroegere kerk.

Rond die vroegere kerk stond eeuwenlang een muur, waarbinnen de begijnen hun eigen kerkhof hadden.

Niet enkel voor vrouwen

Hier wonen nu geen begijntjes meer. Ernestine De Bruyne, laatste begijn en grootjuffrouw van het hof, is in 1975 overleden. De huisjes worden nu bewoond door gewone burgers, die ze huren van de vzw Begijnhof van Dendermonde.

Toen Ernestine nog leefde, werd enkel aan alleenstaande ongehuwde vrouwen of weduwen verhuurd, omdat op een begijnhof van oudsher geen mannen waren toegelaten.

Nu wordt ook aan gezinnen verhuurd, die mee moeten instaan voor het onderhoud en de restauratie van de huisjes. Want dit begijnhof mag dan wel net als de andere Belgische begijnhoven sinds 1998 UNESCO-Werelderfgoed zijn, aan zo’n titel hangt geen financiële steun vast, noch enige verplichting tot subsidie van overheidswege.

Op 25 juni 1926 wordt de vzw Begijnhof van Dendermonde opgericht, die voortaan moet zorgen het hof in stand te houden en daarom 42 huizen, de pastorij en de vernielde kerk in eigendom krijgt. 

Rondgang door het Dendermondse begijnhof.
(Uitgebreid toegelicht, maar is dat je teveel, kijk dan gewoon zelf rond. Je kan ook een audiogids huren, die je een apart verhaal over het begijnenleven verteld.)

Voor je het hek doorgaat, kom je langs de pastorie, die zich uiteraard buiten het eigenlijk hof bevindt. Vroeger was die zelfs door een gracht afgescheiden van de rest van de huisjes, de pastoor mocht niet ongezien het begijnhof betreden. Naast de deur een bronzen gedenkplaat voor Daniël Evrard, die tussen 1979 en 1992 hier als pastoor veel initiatieven heeft genomen om dit begijnhof in stand te houden, onder meer door het organiseren van Begijnhoffeesten.

De pastorie wordt geflankeerd door een kleuterschooltje.

Op de plaats van een hek, stond er vroeger een echte poort, tussen twee portieressenhuisjes. Van daaruit hielden twee begijntjes toezicht op wie in en uit het hof ging. Boeiende functie, lekker roddelen over het doen en laten van hun mede-begijntjes.

Rechts van het hek staat nu op de plek van zo’n portieressenhuisje de Heilige Antoniuskapel uit 1889 met links en rechts beeldjes van Donatus en Rochus. Initialen J.B.D.S. betekenen Joannes Baptista De Smedt, de pastoor die deze kapel heeft laten bouwen.

Niet ver van het toegangshek lag tot 1729 de oude waterput, die in dat jaar door een nieuwe met een pomp erop is vervangen. De pomp staat er nog en  is in 1987 hersteld.

Natuurlijk heeft dit begijnhof er niet altijd zo uitgezien. Het is begonnen met een paar huisjes helemaal achterin. Merkwaardig genoeg is dat gedeelte vandaag onttrokken aan het begijnhof en er met een muur van afgescheiden.

Wandel met de klok mee het begijnhof rond.

Nr.2-3-4: Michael-Gabriël-Raphaël
Drie kleine huisjes, genoemd naar de aartsengelen, daterend van ca. 1660-1665.

Nr.5: Engelen
Deze engelen zijn nog zo’n 20 jaar ouder dan de aartsengelen. De witte banden zijn geverfde bakstenen. Geen ‘speklagen’ uit natuursteen, al suggereren ze dat wel. Het was de eerste woning, in 1639 gebouwd in de achtertuin van brouwerij Het Hoefijzer door de Antwerpse koopman Liebrechts als onderdak voor zijn dochter, die begijn geworden was.

© Foto Vera Seppion

Alle begin was moeilijk
Niet lang na de stichting van dit begijnhof maakt de hele Europese begijnenbeweging een moeilijke periode door. De katholieke Kerk staat erg sceptisch tegenover deze alleenwonende vrouwen en is erg bang dat die het allemaal niet zo nauw gaan nemen met een vroom en zedig leven. Ze zouden er wel eens ketterse ideeën op na kunnen gaan houden. Daarom worden de begijnen vervolgd door de vorsten in Frankrijk en Duitsland en daar zal de beweging ook uitsterven.

In de Nederlanden springen een hele reeks gezagsdragers voor de begijnen in de bres en komt er een onderzoek. Dat bevestigt dat de begijnen zich hier aan hun vrome levensvisie houden en ook de Kerk trouw blijven. Maar intussen hebben allerlei lieden zich reeds meester gemaakt van bezittingen van de begijnhoven en het duurt nog een hele tijd, voordat de teruggave effectief geregeld is.

Nr.6-7-8: Jozef-Alexius-Hilduardus
De eerste huisjes aan de lange noordzijde van het hof dateren uit de late 16de eeuw, van net na de Beeldenstorm.

Het verbaast misschien dat patroonheilige Alexius zo’n bescheiden huisje heeft gekregen. Maar Alex is eigenlijk pas in de 19de eeuw echt op de voorgrond getreden. Voordien werd niet gesproken over het Alexius Begijnhof en was Onze-Lieve-Vrouw veel belangrijker als beschermvrouwe. Bovendien moest Alexius zijn status nog delen met Agatha van Catania, die op hetzelfde altaar in de begijnhofkerk werd vereerd.

Nr.9-10: Bavo-Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdes
In november 1635 begint meester-metselaar Merten Marien samen met meester-timmerman Abraham van Calendries aan deze beide huisjes en in mei 1636 zijn die zover gevorderd, dat smid Gilles Dhont het ijzerwerk kan uitvoeren. Ze zijn gebouwd in opdracht van het begijnhof zelf, dat ‘Bavo’ verhuurt en ‘Onze-Lieve-Vrouw’ verkoopt aan begijntjes.

Wonen op een begijnhof was niet gratis
De begijnen halen hun inkomsten uit schenkingen: rentes (waarbij ze de jaarlijkse opbrengst van een geldsom ontvangen), stukken grond die ze kunnen verpachten of zelf bewerken, verkoop van zelf vervaardigde producten (zuivel, weefsels, kant), verlenen van diensten (wassen, onderwijs geven aan kinderen) en het geld dat ze zelf inbrengen.

Begijnen moeten namelijk een hofgeld betalen als een soort aansluitcontributie. Bij hun overlijden krijgt het begijnhof een deel van hun erfenis en er wordt van hen verwacht dat ze zelf de bouw van hun huisje betalen, of een leegstaand huisje kopen, of een kamer daarin huren. Zo hoeven begijnen niet te bedelen, maar kunnen begijnhoven op zichzelf overleven.

© Foto Vera Seppion

Nr.11: Bonifacius
Bij Bonifacius stond ooit een begijntje als pop naast de deur. Hier is lange tijd het Begijnhofmuseum gehuisvest geweest, voor het naar de infirmerie werd overgebracht. Maar dit huisje is nog wel ingericht met de originele meubels en je kan het bezoeken.

Nr.12-13: Lambertus-Ursmarus
Ursmarus is gerestaureerd en pronkt nu met mooie zandstenen raamlijsten en een arduinen deurrand. Lambertus, die onder hetzelfde dak woont, moet nog wat wachten. Hij is dat gewend, deze bisschop die vermoord is aan de rivier de Legia, waarlangs later de stad Luik is gegroeid tot een prins-bisschoppelijke hoofdstad.

Nr.14: Medardus
Deur en vensters zijn midden 19de eeuw vernieuwd. Medardus is de patroonheilige van de paraplumakers, u bent gewaarschuwd.

Nr.15: Hubertus
Een gerestaureerde dubbele woning; één deur met daarachter een gemeenschappelijke gang naar alle kamers.

Beeldenstorm
Begijnhoven staan niet buiten het dagelijkse leven en delen dus ook in voorspoed en tegenslag van de hele maatschappij. Zo hebben ze in Dendermonde veel te lijden van de godsdienstproblemen, die zullen leiden tot de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).

Op 15 september 1578 komt een vreemdeling in hun kerk heibel veroorzaken en dat blijkt het startsein voor een beeldenstorm in alle kerken en kloosters in en rond Dendermonde. Daarbij wordt hun interieur ernstig beschadigd en veel kostbaarheden verdwijnen. De begijnhofkerk wordt in brand gestoken en in maart 1579 worden alle geestelijken de stad uitgejaagd en nemen ook de begijnen de benen.

De calvinistische François de la Kethulle, heer van Ryhove, neemt in Gent het stadsbestuur in handen en deelt ook hier de lakens uit. Het Dendermondse stadsbestuur verhuurt en verkoopt negen verlaten begijnenhuisjes aan particulieren.

Beterschap onder Farnese
Wanneer de Spaanse landvoogd Alexander Farnese, hertog van Parma (in Nederland beter bekend onder die naam) op 17 augustus 1584 Dendermonde herovert, vraagt hij alle geestelijken zo snel mogelijk terug te keren en komen een aantal begijnen ook spoorslags weer naar hun huisjes. Maar er dient heel wat gerepareerd te worden en in 1601 leven er een 25-tal begijnen op het hof. Dat is weinig, wanneer je weet dat ze halfweg de 16de eeuw met rond de 300 zijn geweest.

Nr.16-17-18: Floribertus-Vulmarus-Adelardus
Drie tegelijk gebouwde huizen uit 1658-’59, waarbij begonnen is met Adelardus om zo verder naar links te bouwen tot en met Floribertus.

Nr.19: Guido
In de voorganger van dit huis leefde in 1590 Lysken Shertoge, die kosteres van de begijnhofkerk was.

Nr.20: Convent der HH. Harten van Jezus, Maria en Jozef / Historisch documentatiecentrum
Sinds eind 18de eeuw wordt dit in 1789 verbouwde dubbelhuis ook Krankenhuis genoemd. Aanvankelijk is het een convent, een woning waarin nieuwe begijntjes of armere begijnen samenwonen.

Wanneer in januari 1788 enkele begijnen vragen om een ‘infirmerie’ in te richten, een huis waar zieke begijntjes verpleegd kunnen worden, wordt het jaar daarop deze woning daarvoor uitgekozen. Aan het hoofd van zo’n ‘krankenhuis’ staat een meesteres. Ook oude begijntjes kunnen hier ter verzorging verblijven, maar daar moet dan wel voor betaald worden.

Tussen 1990 en 2003 doet dit pand nog dienst als Rusthuis van de Gasthuiszusters Augustinessen van Lier onder leiding van zuster Jozefa. Uit het Lierse hoofdhuis komen de gasthuiszusters die in Dendermonde in het Onze-Lieve-Vrouw van Troostziekenhuis aan de Gentsesteenweg hebben gewerkt.

Vandaag is hier het Historisch documentatiecentrum gevestigd, waar je alles over de Dendermondse cultuurgeschiedenis kan vinden.

Conventen
Onder het bestuur van de aartshertogen Albrecht en Isabella zien we een nieuwe bloei, die zich de hele 17de eeuw voortzet tot er in 1691 hier opnieuw 250 begijntjes leven.

Die hebben dus niet allemaal een eigen huisje, een deel van hen verblijft in een convent, waar vooral nieuwkomers die niet zo rijk zijn samenleven. Ook worden de verhuurde woningen met diverse begijnen gedeeld, die dan elk hun eigen kamer hebben.

Nr.21-22: Convent van de Acht Blijdschappen
Een zeer breed huis, maar oorspronkelijk slechts één kamer diep. Boven de ingang een zandsteen waar je aartsengel Gabriël de Blijde Boodschap aan Maria ziet brengen – hij zal er de beschermheilige van de postbodes door worden. Daaronder de tekst: TCONVENT GEFYN/DERT TR EERE GOD/EN DE VIII BLYSCAPP/ VAN H.MOEDER EN/MAGHET MARIA – A°1626.

Dit convent is een schenking van de Antwerpse apotheker Franchois vander Nimmen ter nagedachtenis van zijn twee vrouwen Digna van Mockenbroeck en Anna Sneeuwaters en zijn inmiddels eveneens overleden zonen en dochters. Daarom wordt ook gesproken over het Vaderconvent. François zorgt ook voor het onderhoud van de inwoonsters, want hij schenkt grond in Denderbelle, die voldoende opbrengt om acht arme begijntjes in leven te houden.

Nu kennen we van Maria zeven blijdschappen, naast de vaker genoemde zeven weeën. De achtste blijkt de Hemelvaart van Maria te zijn geweest volgens 16de eeuwse teksten.

Nr.23: Gerardus of Rapenborch
In dit laatste huis van deze rij is op 29 februari 1886 Joanna Francisca Verhelst vermoord door Gilles Deck. Hij is een 28-jarige Dendermondenaar die het in zijn geboortestad voor bekeken houdt en zich dan maar heeft aangemonsterd als matroos op een schip naar Amerika. Om ginds al wat geld te hebben, gaat hij aan de vooravond van zijn vertrek op rooftocht.

Als inbreken op de Vlasmarkt niet lukt, sluipt hij om twee uur ‘s nachts langs de vestingwal naar de achterkant van het begijnhof. Daar springt hij over de gracht rond het hof, klimt over een haag en ziet kans via de aanpalende woning van de zussen Stefanie en Marie Verhas, die voor de begijntjes de strijk verzorgen, op het binnenplein te komen.

Toevallig heeft Rapenborch geen vensterluiken, zoals de andere huisjes, dus daar kan Gilles een ruit uithalen, wat hij kennelijk vaker heeft geflikt, want hij gaat nogal vakkundig tewerk. Hij klimt de woning binnen, doorzoekt eerst stilletjes de ruimte beneden, om dan de trap op te sluipen. Boven schiet Janneke in haar bed plots wakker en begint wild om zich heen te slaan. Gilles geeft haar een dreun op haar hoofd en steekt een mes in haar hart en laat het stervende 43-jarige vrouwtje voor dood achter. Hij neemt al haar geld mee en maakt zich langs dezelfde weg uit de voeten.

‘s Morgens zien ze Gilles op het station, wachtend op de trein van 8.45 uur naar Antwerpen. Maar hij gedraagt zich erg zenuwachtig. Het stationspersoneel vindt het maar verdacht en haalt er de chef bij. Die stuit op een zak met wasgoed, dat kennelijk niet van Gilles is en roept de politie. Er blijkt nog bloed aan Gilles’ handen te kleven en bij een huiszoeking vinden ze nog wat geld en gestolen goederen terug, zodat hij meteen hangt.

Het Gentse Assisenhof veroordeelt onze gelukszoeker tot de doodstraf. En de marktzangers hebben een nieuw lied: “de Moord op een begijn in Dendermonde”. 

Van oorlogsschatting tot afschaffing

In de 18de eeuw is er een gestadige achteruitgang van het aantal begijntjes in Dendermonde en zien we hun aantal tot 77 dalen. Er zijn wel tien ex-nonnen hier komen wonen, nadat de Oostenrijkse keizer Jozef II alle kloosterorden die niet hun handen uit de mouwen staken ten nutte van de burgers heeft afgeschaft, de zogeheten contemplatieve orden.

Maar het kon nog erger. Wanneer de Fransen de Oostenrijkse Nederlanden bezetten in 1794 en dan als deel van Frankrijk inlijven, leggen ze de begijnen eerst een oorlogsschatting op van 10.000 gulden om het hele begijnhof op 25 september 1798 en alle daarmee verbonden goederen over te dragen aan de Burgerlijke Godshuizen.

Daardoor bestaan er in feite geen begijnen meer, alleen nog gewone vrouwen, die hier wonen. Dat alle huisjes niet worden verkocht, is enkel te danken aan gewezen grootmeesteres Landuyt, die tot directrice van de infirmerie – het ziekenhuisje – is benoemd en in 1799 alle huisjes gaat huren.

Pas op 2 juli 1814 mogen de begijntjes zich weer in hun normale kleding vertonen.

Valse poortjes
Aan deze westzijde hebben de woningen hun voordeur nu aan de vroegere achterkant, die aan de Begijnhoflaan grenst. Maar ga daar liever niet kijken, want tussen huisjes en straat hebben de nieuwe bewoners allerlei aanbouwsels toegevoegd, die de oude begijnenwoningen onherkenbaar maken.

De poortjes in deze muur zijn ‘fake’, ze kunnen niet open. Wat opvalt, is dat ze allemaal de naam van een vrouwelijke heilige dragen. Alsof het vrouwen zijn, die hier opgesloten werden.

Nu naar rechts. Passeer de muur die een reeks in 1926 verkochte huisjes scheidt van de rest van het begijnhof.

Aan het eind van de muur kom je bij een kleine uitsprong. Daar was eertijds het Klein Begijnhof, grenzend aan de Rommeleir-stadsgracht.

Draai nogmaals een kwartslag naar rechts, om aan de huisjes aan de noordzijde van het begijnhof te beginnen. Je start meteen goed:

© Foto Vera Seppion

Nr.24-25: Infirmerie-Woning van de Grootjuffrouw/Begijnhof-Volkskundemuseum
De Infirmerie was een soort rusthuis voor oude, arme begijntjes, waar ook een kapel bij hoorde. Zo hoefden die vaak gebrekkige vrouwen niet het huis uit om de mis in de begijnhofkerk bij te wonen.

Wellicht al vrij kort na de stichting van het begijnhof is hier een eerste gebouw neergezet. Dat heeft een lange geschiedenis gekend, waarbij in 1616 in de infirmerietuin een brouwerij wordt opgericht. Die staat meteen langs het water. Bier drinken is gezonder dan water uit de gracht halen, want het brouwwater wordt gekookt.

Toch loopt daardoor niet iedereen de hele dag beschonken rond, want het is zogeheten ‘klein bier’. Dat is het derde brouwsel dat met dezelfde grondstoffen wordt gebrouwen. Vergelijk het met een theezakje, waar je voor de derde keer thee van trekt in heet water. Veel meer dan dorstlessend was dat klein bier dus niet.

In 1709 wordt de eerste steen voor een nieuwe infirmerie gelegd, het gebouw dat nu nog overeind staat en Barbara als heiligennaam draagt. De oude infirmerie – huisje Begga – blijft echter behouden en wordt voortaan de woning van de grootjuffrouw, zeg maar de directrice van het begijnhof. De laatste bewoonster ken je al: Ernestine De Bruyne, van 1939 tot haar dood in 1975 grootmeesteres en laatste Dendermonds begijntje.

Vandaag worden beide gebouwen ingenomen door het Begijnhofmuseum, dat naadloos overloopt in het Museum voor Volkskunde. Je kan in vele voor- en achterkamertjes en op drie verdiepingen heel veel te weten komen over Dendermonde in al zijn facetten. 

En je zal ook menig voorwerp tegenkomen, dat de ouderen onder ons nog zullen herkennen als iets uit hun jeugd. Trek er wat tijd voor uit, je zal er geen spijt over hebben. Op het gelijkvloers is een oude herberg gereconstrueerd, Café Santé.

Openingsuren Begijnhofmuseum/Volkskundemuseum:
di.-vr. 9.30-12 / 13-18u., za.zo. 13-18u. tel.052/21.30.18.

Via de noordzijde terug naar de uitgang.

CALVARIEKAPEL
Op een hoek van de infirmerietuin is in 1883 deze kapel opgericht door pastoor Desiderius Massot, meesteres Francisca De Bock en ondermeesteres Maria Justina Van Uytfanck.

Het kruis met Christusbeeld is ouder en komt van een calvarie, die tegen de buitenmuur van de oude begijnhofkerk was opgericht. Die calvarie is in 1791 afgebroken, maar eind 1882 ontdekt pastoor Massot het kruisbeeld op de kerkzolder. De Gentse beeldhouwer Mathias Zens – afkomstig uit het Duitse Scharzenborn – heeft het beeld gerestaureerd.

Nr.28: Heilig Geestconvent
Oorspronkelijk is dit convent al voor 1480 gesticht. Maar dankzij een schenking door begijn Kathelijne De Keyser in 1610-’12 wordt het verbouwd en komt er een verdieping bovenop. Hier brachten jonge meisjes onder leiding van een conventmeesteres hun leerjaren door.

Op 5 oktober 1993 heeft CM-Ziekenzorg het huis in gebruik genomen als vrijetijdscentrum voor zorgbehoevende bejaarden, die er gezamenlijk en samen met verpleegsters en verplegers de dag komen doorbrengen. Binnen is er nog een grote pompsteen aanwezig en in de tuin zijn er religieuze monogrammen gecreëerd met planten.

De andere huisjes die hier staan hebben vrijwel allemaal een witgekalkte gevel, wat hen onderscheidt van de bakstenen huisjes aan de overzijde. Ze worden nu aan particulieren verhuurd. Omdat je er toch niet binnen kan, gaan we er niet nader op in. 

Als je het begijnhof verlaat passeer je in de lange toegang nog het

© Foto Vera Seppion

BEELDJE VAN DE HEILIGE BEGGA
Zij is pas sinds de 15de eeuw patroonheilige van de begijnen. En dat komt enkel en alleen omdat haar naam aan begijntjes doet denken. Want Begga is een dochter van Pepijn van Landen, hofmeier van de Merovingische vorsten, en zuster van Gertrudis, abdis van het klooster in Nijvel (Nivelle).

Begga zelf wordt na de dood van haar man eveneens abdis, van een door haarzelf gesticht klooster in het Waalse Andenne. Dat was al in de 7de eeuw, toen er nog helemaal geen sprake was van begijnen.  

Luister nog even voor je weer de drukte ingaat – heb je gemerkt hoe stil het hier is ?

Terug in de Brusselsestraat wandel je die naar rechts verder door.

Verwacht hier weinig huizen van voor de Eerste Wereldoorlog, want op 5 september 1914 vanaf 7 uur ’s morgens staat vrijwel de hele rechterzijde van de Brusselsestraat in brand. Duitse beschietingen hebben deze straat van welgestelden niet gespaard. Dat trekt zelfs plunderaars aan, die men hoorde roepen: “Wij zullen eens zien bij die rijke heren, die al hun hele leven den armen werkman hebben uitgebuit.”

Aan je linkerzijde weldra weer een gebouw met een lange geschiedenis. Die begon als:

SINT-GILLIS GASTHUIS
Machteld I, vrouwe van Dendermonde, verenigt het vrome met het nuttige als zij rond 1215 een Sint-Gillisgasthuis sticht langs de hoofdweg naar Brussel. Zieke mensen kunnen er op liefdadige verzorging rekenen, al is er in die dagen nog geen sprake van echte medische kennis. Heb je geluk, dan overleef je, anders sterf je tenminste zonder te creperen. Ook reizigers zonder onderdak en zonder financiële middelen kunnen vaak in zo’n hospitaal een nachtje doorbrengen.

Aegidius is een Athener, die als kluizenaar in de Provence is gaan leven. Rond 720 brengt hij het tot eerste abt van het later naar hem genoemde Saint-Gillesklooster in Nîmes. Hij heeft daar niet de denim uitgevonden, maar is wel de patroonheilige geworden van jagers, herders en boogschutters – natuurmensen dus – plus een van de veertien heiligen die als ‘noodhelper’ uitrukken bij rampen en ziekte. Vandaar dat kreupelen en schipbreukelingen ook de weg naar Gillis kennen. Zo iemand wil je uiteraard wel achter de hand hebben als je een hospitaal sticht.

In Machtelds gasthuis werken aanvankelijk gewone vrouwen als helpsters. Op 11 oktober 1223 staat bisschop Godfried de Fontaine van het bisdom Kamerijk – waaronder Dendermonde dan ressorteert – aan Machteld toe om van haar gasthuis een cisterciëzerinnenabdij te maken. Dat geeft zo’n stichting wat meer allure. De gasthuishelpsters moeten nu kiezen: non worden of als lekenhelpster de nonnen ten dienste blijven staan.

Stuivertje wisselen met Zwijveke
Blijkbaar is het reeds in die dagen wat rumoerig in deze stad, want op 14 juni 1228 staat de bisschop toe dat de abdij verhuist naar rustiger oorden: de Zwijvekekouter, waar de oude kerk van Zwijveke lag. Vandaag de Boonwijk van deelgemeente Sint-Gillis. 

De oude naam Zwijveke is afgeleid van een Gallo-Romein die Suevus heette. Hij woont daar in een grote boerderij, zijn Suiviacum, zeg maar Zwiveke. 

De oude kerk speelt dan stuivertje wisselen met de abdij en verhuist naar hier.

Als Dendermonde in 1230 voor de derde keer zijn grondgebied uitbreidt, komt die kerk binnen de stadswallen te liggen. Voortaan spreken we over Sint-Gillis-Binnen, of gesofisticeerder, Sint-Egidius intra muros. 

SINT GILLIS BINNENKERK
Brusselsestraat / Heldenplein.
Onze eerste Sint-Gilliskerk is de hospitaalkapel. Tussen de 13de en de 15de eeuw wordt er een echte kerk gebouwd, waarvan de stevige vierkante toren in Balegemse steen nog overeind staat, ietwat achter de huidige kerk. Het oudste stuk toren is rond 1444 opgetrokken, maar nooit helemaal afgeraakt. Wel hangt hierin nog altijd de klok die Pieter Waghevens leverde in 1525. Ook nog aanwezig: de sacristie en het oude koor achter de toren – nu bergplaats – zoals je opzij vanaf het plein kan zien.

Een nieuwe situatie ontstaat als de benedenkerk midden 18de eeuw wat te krap in het pak zit voor zowat 1900 parochianen. Judocus Siebens mag in 1779-’81 een ruimer gebouw neerzetten met drie beuken onder één zadeldak. Veel geld wordt er niet tegenaan gesmeten, de voorgevel wordt niet afgewerkt en de oude arduinen ingang uit 1741 wordt daar tegenaan geplakt. Ook binnen blijven communiebank, preekstoel en biechtstoelen bij het oude.

Als Valentin Vaerwyck in  1912-’13 wat mag gaan restaureren, zorgt hij voor een neobarokke gevel met behoud van de 18de-eeuwse poort. Gentenaar Camille Ganton-Defoin maakt nieuwe glasramen en Gentse bisschop mgr. A. Stillemans en paus Pius X mogen er hun wapenschild boven hangen. Patroonheilige Sint-Gillis van de boogschutters zorgt ervoor dat het geschut in beide Wereldoorlogen hier geen schade toebrengt.

Staat de deur op een kier, stap dan even binnen in het nogal heldere interieur.

INTERIEUR SINT-GILLIS BINNENKERK
Tussen de beelden ontdek je onder de preekstoel een wit marmeren 17de-eeuwse Bernardus, vanuit de afgebroken Zwijveke-abdij naar hier gekomen. Gillis zelf is aanwezig op het altaarschilderij van Frans Verhas, waar hij kreunt, geveld door een pijl van een jager, die bestemd was voor de hinde die onze kluizenaar met eigen lijf en leden trachtte te beschermen. Het dier gaf hem namelijk dagelijks verse melk en zo blijft een man fit. De man die Gillis ondersteunt is Wamba, koning van de Westgoten. 

Hier staan drie altaren bijeen: links van Maria, in het midden het hoofdaltaar en rechts dat van Gillis. Let even op de reliëfs op elk altaar: treurende Maria, Heilig Aanschijn, de apostel Johannes – precies zoals je ze ook vaak tegenkomt op zo’n calvarieberg met middenin Christus aan het kruis.

Kijk nog naar de orgelkast uit 1873, waarachter het orgel van Lambert Van Peteghem uit 1778 verstopt zit.

Van de glasramen komen er vier uit het Duitse Linnich, waar glazenier Oidtmann zijn atelier heeft in 1871-’73. Zes zijn in 1 878-’87 gemaakt door Jules Bernaerts uit het nabijere Gent. Sinten Gilles en Joris zijn de benjamins uit 1956, je vindt hen in het koor. Soms mogen ze meezingen als hier concerten worden gegeven voor beperkt publiek.

Uit de kerk komend sta je op het Heldenplein.

© Foto Vera Seppion

MONUMENT VOOR OORLOGSLACHTOFFERS
Ooit stond je nu op het kerkhof van de Sint-Gillisparochie. Sinds 27 juli 1924 worden hier met een monument de 771 soldaten en 37 burgers herdacht, die het leven lieten bij de Duitse inname van Dendermonde in 1914. Op 8 mei 1949 zijn ook de namen toegevoegd van oorlogsslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Al die namen vind je vermeld op drie arduinen platen: doodgeschoten en weggevoerde burgers, gestorven krijgsgevangenen, opgeëisten, dood gemartelden, Wereldoorlog II slachtoffers tegen een decor van een brandend stadhuis en het stadswapen.

Binnen het ontwerp van Jules Van den Hende zorgde de Gentse beeldhouwer Geo Verbanck voor de bronzen moeder met zoon en dochtertje, die een bloemenslinger en een krans aanreiken aan een soldaat en een opgeëiste burger.

Ga weer verder door de Brusselsestraat.

Wie de hele route heeft gevolgd kent onderstaand verhaal al grotendeels. Maar voor wie direct via de Brusselsestraat naar de Vlasmarkt is gegaan is dit nieuwe informatie. 

MARICOLEN
Op 20 juni 1658 laat Hilduard d’Haens, pastoor van de Sint-Gilliskerk, een legaat na. Met dat geld wordt in de Groenstraat – nu het stukje Zwijvekestraat vanaf het Heldenplein – een onderkomen voor oude vrouwen gesticht in de gebouwen van een vroegere kluis. Daar hadden ooit een aantal vrijgevochten dames gewoond, die niet naar een begijnhof wilden.

Kort daarop, 1663, neemt Anne Puttemans het initiatief om daar een huis van te maken waar vrouwen, zonder geloften af te leggen en niet afgesloten van de buitenwereld, kunnen leven in een nederig en vrij familieverband. Ze krijgt steun van de karmelietenpater Herman. En ze gaan zich maricolen noemen, van het Latijnse Mari-colae, toegewijd aan Maria.

Dat kent succes, tot in de Franse tijd alle kloosterorden aan de kant worden geschoven, ook de maricolen. In hun gebouwen worden voortaan krankzinnigen afgezonderd.

Na het verdwijnen van de Fransen wordt die instelling overgenomen door teruggekeerde maricolen, maar later verplaatst naar Lede, nabij Aalst.

HUIZE MARIATROON
Brusselsestraat 88-90.
Vanaf 1856 zijn de Dendermondse maricolen in het leegstaande brigitinessenklooster gaan wonen, dat zich uitstrekte op de plek waar je nu  staat. Hier stichten ze naast hun klooster een meisjespensionaat. Dat kent twee secties: betalende leerlingen en behoeftige kinderen. 

Wanneer in 1914 ook hun gebouwen worden vernield, zorgt Theophiel-Alexander Présieux uit Lede in 1921 voor dit nieuwe gebouw. De maricolen switchen nu van leeftijdsgroep, niet langer meisjespensionaat, maar bejaardentehuis. Maar ditmaal geen ’tweede sectie’, uitsluitend welstellende dames tronen op de eerste en tweede verdieping aan de straatzijde. De hun verzorgende zusters verblijven op de derde.

Gelukkig hebben de bejaarden sinds de jaren 1980 een modernere accommodatie gekregen in een gebouw aan de achterzijde, waar ook een grote tuin ligt. Er hoort zelfs een moderne kapel bij met glasramen uit 1984 van Herman Mortier. En eind 1990 zijn de zusters vervangen door de Broeders van Liefde.

 Keer je nu even om naar de mooie gevel aan de linker straatkant op nummer 83.

Eierlijsten, loggia, bloemmotieven …
Hier laat de familie Goossens-Leussens in 1925 architect Frans Van Severen een woning bouwen die geïnspireerd lijkt op een Venetiaans palazzo met gedraaide zuilen en een bloemmotief op de loggia. Blijkbaar was er nog geld over, want ook het buurhuis op nr.81 is er dankzij dezelfde familie gekomen.

Een eind verder zie je links een wat saaie gevel van Het Leercollectief op nr. 97.

Dekens en dweilen
Het was op deze plek dat Josse Philips-Glazer zijn katoenspinnerij begon. Je hebt met hem kennis gemaakt aan het begin van onze wandeling aan de Leopoldlei, want zijn bedrijfje groeide uit tot een grote fabriek van dekens en dweilen.

Maar in het oude en mooiere buurhuis op nr. 99 huisde vreemd genoeg zijn concurrent L. De Schrijver, die zowat dezelfde producten maakte. Die is begin 20ste eeuw gestopt. Maar zijn woning uit 1901 heeft het wél volgehouden, ondanks twee oorlogen.

Stilaan lijkt de Brusselsestraat wat in te boeten qua allure, alsof de fut er wat uit gaat. Ons rest nog een laatste orgelpunt op de linkerhoek.

HOEKHUIS MET KOEPEL
Brusselsestraat 124 / Zuidlaan 2.
In 1921 mag architect Fernand de Ruddere dit fraaie optrekje neerzetten als woonhuis met praktijkruimte voor veearts Frans Singelée. De familie komt kennelijk uit Lebbeke, dus hij zit goed voor klanten vanuit dat dorp. En als hij buitenom loopt, kan hij ook vrij snel de veemarkt bereiken. 

Nadien kan je hier ook zonder je dierbaren terecht bij de Dexiabank. Ook die naam behoort alweer tot een recent verleden. De koepelorganisatie ging failliet, maar dit koepelhuis hield stand.

Nog een laatste weetje:
Voordat dit huis hier verrees woonde op deze plek kolonel Evariste Técqmenne, geboren in Saint-Hubert in 1848, maar hier in Dendermonde als luitenant-kolonel commandant geworden van het fort. Hij houdt zich daarnaast bezig met fotograferen en staat bekend als stamvader van een heel geslacht van fotografen, sinds 1895 actief van vader op zoon, nu met Luc Tecqmenne en zijn fotozaak aan de Vlasmarkt.

En zo kom je terug bij het vertrekpunt. Gun nog even de mooie gevelrij tegenover het station je aandacht. Ook herbouw van na de Eerste Wereldoorlog, maar wel een fraai geheel.

Stationsbuurten bezaten destijds een vleug romantiek. Daar ontmoetten stedelingen volk van elders, vandaar cafés waar vaak ook wel gedanst kon worden. Hier ontstonden nieuwe koppels.

Nu de eigen auto binnen veler bereik ligt, gebeurt dat ontmoeten op meer afgelegen plekken, waar harde disco geen geluidsoverlast veroorzaakt.

Laat je het ons weten als je tijdens de wandeling iets tegenkwam dat een vermelding verdient of dat intussen veranderd is? 

Alle foto's van Danielle Janssens tenzij anders vermeld. Vormgeving, import afbeeldingen en technische assistentie website: Danielle Janssens.

Dendermonde Documentatie
– Langs Vlaamse wegen – Dendermonde, Michiel Heirman; Stichting Monumenten en Landschappen, Brussel, 1990.
– Dendermonde, een morfologische geschiedenis, Joris Velleman; Universiteit Gent – Faculteit Toegepaste                                  Wetenschappen,  Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, Gent, 2005.
– Monumenten in en uit de steigers; Stadsbestuur Dendermonde, brochure OMD, Dendermonde, 1990.
– Dendermonde – Stadhuis, Aimé Stroobants; Stadsbestuur Dendermonde, Dendermonde, 1997.
– Door het vuur gespaard, Aimé Stroobants; Stadsbestuur Dendermonde, Dendermonde, 1999.
– Gids voor het Sint-Alexiusbegijnhof en het Begijnhofmuseum van Dendermonde, Aimé Stroobants; Stadsbestuur                    Dendermonde, Dendermonde, 2006.
– Gids voor de collegiale O.-L.-Vrouwekerk van Dendermonde, Aimé Stroobants; Stadsbestuur Dendermonde,                              Dendermonde, 2006.
– Glasramen in openbare gebouwen te Dendermonde, Aimé Stroobants en Ivo Bakelants; Dendermonde, ????
– Dendermonde Vestingstad; Toerisme Dendermonde, brochure, Dendermonde, z.j.
– Plechtige Inhuldiging van de Gerestaureerde Stadspoorten; Stadsbestuur Dendermonde, gelegenheidsbrochure,                    Dendermonde, 2003.
– Bijdrage tot de industriële geschiedenis van Dendermonde, Emmanuel Schellekens; GOKD-reeks 4 deel VIII,                            Dendermonde, 1988.
– Monumenten van industrie; Stadsbestuur Dendermonde, brochure OMD, Dendermonde, 1991.
– Sint-Gillis Binnenstebuiten; Dienst Toerisme en Stadspromotie, wandelgids, Dendermonde.
– 100 jaar spoorwegen te Dendermonde 1837-1987, Aimé Stroobants; Stadsbestuur Dendermonde, expositiecatalogus,           Dendermonde, 1987.
– Ros Beiaardommegang 2000, Joris Gijsen en Katrien Dierick; programmabrochure, Dendermonde, 2000.