Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route Dendermonde.
Wandel deze route met je smartphone.
Eugène Dhuicque
° Sint-Joost-ten-Node, 23 oktober 1877.
† Ukkel, 16 januari 1955.
Architect Eugène Dhuicque heeft een duidelijke standpunten ingenomen rond renovatie en nieuwbouw. Hoewel hij graag waardevolle oude gebouwen restaureert, is hij beslist tegen het herbouwen van in de Eerste Wereldoorlog verwoeste steden, als daarbij wordt teruggegrepen op een situatie van zeer lang geleden. Alsof die gebouwen sinds hun eerste ontstaan nooit meer veranderd zijn. Dhuicque wil dat zo’n stad herbouwd wordt zoals ze er vlak voor de verwoesting uitzag, zodat je de loop van de geschiedenis kunt aflezen van zo’n gebouw.
Eugène Dhuicque is Brusselaar, geboren op 23 oktober 1877 in Sint-Joost-ten-Node, door hem wellicht eerder Saint-Josse genoemd. Hij is de oudste van vier natuurlijke zonen van Hendrik Beyaert en Athalie Dhuicque en zal later als architect naar het werk van zijn vader blijven opkijken. Eugène volgt les in stedenbouw aan de Brusselse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten tussen 1897 en 1899 bij Émile Janlet en loopt dan stage bij zijn leermeester.
Wanneer hij daarna gaat werken bij Paul Selmersheim, architect-inspecteur voor historische monumenten, maakt Eugène kennis met de restauratiewerven van de kathedralen van Parijs, Chartres en Troyes. Deze opleiding in de restauratiepraktijk vormt de basis voor Dhuicque’s grote interesse voor monumentenzorg, een belangstelling die zich ook zal vertalen in theoretisch werk rond dat thema.
Niettemin zal Eugène ook eigentijdse gebouwen ontwerpen, zoals in 1913 de Gentse elektriciteitscentrale Langerbrugge. In 1927-’28 komt daar een tuinwijk bij, naar de toenmalige directeur van de centrale ‘Herryville’ genoemd, waar ook een velodroom bij horde.
In 1915 wordt hij door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten aangesteld tot hoofd van de bijzondere ‘Mission Dhuicque’, waarin hij zich samen met zijn broer Marc en Henry Lacoste inzet voor de redding van kunstvoorwerpen en historische gebouwen in de kuststreek. Zo wordt het 16de-eeuwse renaissance herenhuis Die Nobele Roose in Veurne gerestaureerd, dat op 1 november 1914 en op 16 februari 1915 door Duitse obussen werd getroffen. Tijdens die WO I verbleef in dit gebouw de Franse kernfysica Marie Curie.
Op 25 mei 1916, dus nog in volle Eerste Wereldoorlog, trouwt Eugène in de Franse hoofdstad met de 36-jarige Parisienne Carmen Barbotin. Zij zal hem zo’n 20 jaar overleven. Ze wonen in de Warmoesstraat in Brusselse gemeente Sint-Joost-ten-Node, waar Eugène in de tuin een portiek van een 18de-eeuws huis herbouwt.
Na de Eerste Wereldoorlog zal Dhuicque zich juist door zijn kennis van monumentenzorg verzetten tegen de plannen om het verwoeste Ieper klakkeloos te reconstrueren, zoals Jules Coomans het heeft gepland en ook zal uitvoeren. Zowel vanuit het SCAB (Société Centrale d’Architecture de Belgique) als de KCML (Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen) ijvert Eugène Dhuicque voor een progressieve restauratiedoctrine, die het behoud van de historische gelaagdheid en authenticiteit van het monument nastreeft – dus de veranderingen in de loop der tijden aan een gebouw behouden, omdat ze nu eenmaal zijn aangebracht en dus authentiek zijn. Hij veroordeelt het 19de-eeuwse principe van stijleenheid, dat zegt dat je een gebouw moet herbouwen naar de oorspronkelijke toestand en zelfs liefst naar een wellicht nooit uitgevoerde situatie, die de architect echter wel bedoeld zou – kunnen – hebben. Zo bouw je dus nieuw ‘oud’, zoals in heel wat steden begin 20ste eeuw en na W.O.I inderdaad is gebeurd.
Eugène Dhuicque pleit voor de oprichting van een gespecialiseerde restauratieopleiding voor architecten in navolging van het Franse voorbeeld. In 1928 wordt hij eerst docent en later hoogleraar aan de faculteit toegepaste wetenschappen aan de Université libre de Bruxelles, waar hij onder meer burgerlijke architectuur en architectuurgeschiedenis doceert. Door een zekere rivaliteit kon hij geen les geven aan de Brusselse Koninklijke Academie.
In 1933 neemt hij het initiatief tot oprichting van een gespecialiseerde opleiding stedenbouw, wat in 1936 leidt tot de stichting van het Institut d’Urbanisme et d’Aménagement du Territoire (IUAT). Hier geeft hij een cursus over de ontwikkeling van de steden en van 1939 tot 1950 is hij tevens directeur van deze opleiding. Dhuicque speelt ook een vooraanstaande rol in de SCAB, waarvan hij in 1912 en 1919 voorzitter is. Hij is ook in 1921-’22 directeur van het tijdschrift L’Emulation, waarin hij een belangrijk deel van zijn eigen werk publiceert.
Als scheppend architect begint hij te werken in beaux-arts-stijl, die enkele van zijn herenhuizen kenmerkt. Maar hij ruilt die stijl snel in voor een Frans geïnspireerde art deco. Hij hanteert daarbij weliswaar veeleer een traditionele vormentaal met nadruk op eerlijke en duurzame materialen. Eugène koestert grote bewondering voor collega’s als Hendrik Beyaert en Emile Janlet.
Tot zijn eigen oeuvre behoren een vestiging van de Papeteries de Belgique, een handelpand en appartementsgebouw op de hoek van de Antoine Dansaertstraat en de Oude Graanmarkt in Brussel (1924-’27), maar ook een industrieel complex als de elektriciteitscentrale van Langerbrugge langs de Gentse kanaalzone (1913) met aanpalende tuinwijk (1921-’28). Later treedt enige verstrakking op in zijn ontwerpen, waarbij dat nooit evolueert tot een zuiver functioneel modernisme. Op 16 januari 1955 wordt zijn naam voor het laatste aan een steen verbonden, die dag sterft deze bouwmeester in Ukkel, een stukje residentieel Brussel.
Oeuvre:
1908 Herenhuis, Jacob Jordaensstraat 29-31, Brussel-Elsene.
1912 Herenhuis, Franz Merjaystraat 183, Brussel-Elsene.
1913 Elektriciteitscentrale Langerbrugge, Langerbruggekaai 3, Gent.
1915 Die Nobele Roose, Noordstraat 11, Veurne.
Restauratie na verwoesting tijdens WO I.
1927-’28 Tuinwijk Herryville, Gent-Evergem.
1923 Nationale Bank, Kerkstraat 20-22, Dendermonde.
Franse neo-barok.
1924-’27 Papeteries de Belgiques, Groot-Eilandstraat 39, Brussel.
Uitbreiding met vleugel in art-decostijl in Zespenningenstraat.
Thans Instituut Anneessens-Funck.
1932 Square Armand Steurs, Sint-Joost-ten-Node.
1935 Société Carbochemical-laboratoria, Saint-Ghislain-Tertre.
1935-’37 U.L.B. Instituut voor lichamelijke opvoeding, Solbosch-campus, Franklin Rooseveltlaan, Brussel.
Klik voor andere routes op Routes.
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht.