Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route Doornik
Wandel deze route met je smartphone.
GABRIELLE PETIT
° Tournai (Doornik), 20 februari 1893.
† Schaarbeek, 1 april 1916.
Op 20 februari 1893 ziet in de oude Henegouwse stad Doornik een meisje het levenslicht, waarvan wellicht niemand ooit iets vernomen zou hebben, wanneer niet toevallig de Eerste Wereldoorlog haar levenspad had gekruist: Gabrielle Petit. Inderdaad was het begin van haar leven zeker niet groots. Ze is geboren aan de Quai du Luchet d’Antoing 20, stroomopwaarts aan de rechter Schelde-oever in de richting van Antoing. Het gezin verhuist in 1898 naar Ath, waar ze gaan wonen in een huis op de hoek van de Rue du Pont-Carnail en de Rue des Ecrinier. Gaby en haar zusje Hélène groeien op in een klooster bij de nonnen, omdat hun ouders kennelijk hun opvoeding niet goed aankunnen. Haar moeder overlijdt korte tijd later, waarna vader hertrouwt met een vrouw die als stiefmoeder een moeilijke relatie met Gabrielle krijgt. Veel succes kent vader ook al niet, hij gaat regelmatig failliet en zoekt zij heil in louche Brusselse cafés om de ellende thuis te vergeten en stuurt zijn dochters naar een weeshuis, om van de zorg voor die kinderen af te zijn.
Gaby Petit is echter van het koppige soort, bovendien intelligent en nogal zelfstandig. Op haar zestiende houdt ze het in Ath voor bekeken en vindt onderdak in Brussel bij een tante, Hélène Segard. Zo’n drie jaar later, in 1912, huurt ze voor zichzelf een zolderkamertje bij het gezin Collet op de Antwerpsesteenweg in de hoofdstad. Om te overleven neemt Gabrielle allerhande jobs aan, maar daarin houdt ze het zelden lang uit, eigenzinnig als ze is. Dat maakt haar leven er uiteraard niet vrolijker op, Gabrielle Petit is dikwijls depressief en onderneemt zelfs een zelfmoordpoging en was die gelukt, we zouden nooit van haar gehoord hebben.
Eind maart 1912 is ze serveerster in een café aan het Brusselse Zuidstation, ofwel de Midi, waar ze kennismaakt met Maurice Gobert, een jonge onderofficier die al enkele jaren beroepsmilitair is. Gabrielle neemt dan nog even een baantje als naaister aan bij het Noordstation, dat dichter bij haar woning ligt, maar na een week geeft ze dat al op.
Wanneer de Duitsers op 4 augustus 1914 België binnenvallen, trekt verloofde Maurice naar het front en raakt bij gevechten in Hofstade gewond. Hij wordt dan opgenomen in het Antwerpse Sint-Elisabethziekenhuis, waar Gabrielle hem gaat verzorgen. Ondertussen heeft zij zich aangemeld als vrijwilligster bij het Rode Kruis, maar omdat ze geen opleiding heeft als verpleegster, kan ze daar alleen voor collecteren op straat. Ze zou in feite liever aan de zijde van haar verloofde mee strijden tegen de bezetter. Wanneer Antwerpen op 15 augustus 1914 wordt ingenomen, helpt ze Maurice uit het ziekenhuis vluchten. Samen trekken ze naar zijn ouderlijk huis in Fontaine-l’Evecque. Het leventje bij haar toekomstige schoonouders verloopt echter steeds stroever voor Gabriëlle Petit, het klikt niet tussen beide en ook de relatie met Maurice wordt er niet beter op. Daarom trekt ze alleen naar Brussel om daar gouvernante te worden bij een gezin.
Tussen december 1914 en maart 1915 komt ze in Brussel in contact met ‘La Dame Blanche’, een spionagenetwerk dat Walthère Dewé en Herman Chauvin moeten opzetten voor de Britten. Gabrielle Petit behoort tot de eerste recruteringen daarvoor.
Intussen probeert Maurice zich tevergeefs weer naar zijn regiment terug te keren, dat zich al achter de IJzer heeft teruggetrokken. Half juli 1915 bereikt Maurice Gobert uiteindelijk de kolonie in het Nederlandse Harderwijk, waar Belgische vluchtelingen in barakken zijn ondergebracht. Nog geen week na zijn vertrek steekt Gabrielle Petit eveneens de Nederlandse grens over, ze wil bij haar verloofde raken. Op 20 juli 1915 bereikt Gabrielle Den Haag, van waaruit ze enkele dagen later de overtocht over de Noordzee maakt naar het Engelse Folkstone, vanwaar het verder gaat naar Londen. Daar krijgt ze van de British Intelligence Service een opleiding als spoorwegspionne. In augustus 1915 keert ze naar België terug. Ook Maurice heeft uiteindelijk kans gezien vanuit Nederland zijn regiment in de Westhoek te bereiken. Daar krijgt hij een brief van Gabrielle, waarin ze schrijft dat ze gescheiden zullen zijn voor dezelfde zaak. Op dat moment is die zin voor Maurice uiteraard een raadsel.
Als spionne werkt Gabrielle in de streek tussen Ieper en Maubeuge, waarbij ze zich voortdurend in vijandelijk gebied waagt en zich vaak per trein verplaatst. Ze geeft de Duitse troepenbewegingen aan de Engelsen door en verandert daarbij regelmatig van vermomming. Nu eens als kindermeisje, dan als handelsreiziger of dagbladverkoopster. Haar rapporten schrijft ze op minuscule blaadjes zijdepapier, die ze makkelijk in haar kleren kan verstoppen. Vaak heeft Gabrielle mannenkleren aan en op een valse militaire pas heet ze Walter Henning en is ze een Duitse officier. Haar appartement in de Brusselse Schouwburgstraat is ingericht alsof daar het vriendinnetje van die Duitse officier woont.
Dankzij Gabrielle Petit weten de Britten exact hoeveel vijandelijke troepen er te verwachten zijn, want haar informatie is zeer precies en bereikt hen snel. Gabrielle werkt ook nog als koerierster voor het clandistiene dagblad La Libre Belgique en voor de ondergrondse postdienst Mot du Soldat. Ze helpt bovendien om een vluchtroute naar Nederland op te zetten.
Maar wat Gabrielle Petit noch de British Inteligence Service weten, is dat de Duitsers al vrij snel op het spoor zijn gekomen van de activiteiten van de spionne. Luitenant Bergan, hoofd van de Duitse contraspionage in Brussel, zet de politie-officieren Petermann en Pinkhof op haar spoor. Op 20 januari 1916 gaat het mis, wanneer een zich voor Nederlander uitgevende Duitser bij een contact met Gabrielle zegt dat hij Belgische jongens wil helpen om zich via Nederland aan te sluiten bij het Belgische leger achter de IJzer. Hij geeft Gabrielle schema’s met de opstelling van Duits geschut. Wanneer zij diezelfde avond wordt aangehouden vindt men bij haar een kleine capsule met haar rapport voor de Britse inlichtingendienst. Ontkennen is dan uiteraard niet meer mogelijk.
Gabrielle Petit wordt opgesloten in de gevangenis van de Brusselse randgemeente Sint-Gillis en daar voortdurend ondervraagd en zelfs gefolterd. Maar ze geeft geen enkele naam van andere verzetslieden. Bij haar proces eind februari toont ze zich vastberaden en opstandig. Op 2 maart 1916 valt het vonnis: beschuldigd van ‘krijgsverraad bestaande uit verspieding’ wordt Gabrielle Petit veroordeeld tot de dood door de kogel. Gabrielle weigert een genadeverzoek in te dienen. Op 1 april 1916 wordt ze zonder blinddoek gefussileerd op de Nationale Schietbaan in Schaarbeek, die zich nu op het terrein van de nationale Belgische omroepen aan de August Reyerslaan bevindt. Ze is dan nog maar pas 23 jaar geworden.
Haar terechtstelling wordt pas na de oorlog publiek bekend. In mei 1919 wordt Gabrielle Petit na een rouwdienst in de Koninklijke Sint-Mariakerk opnieuw begraven op het kerkhof van Schaarbeek. Onder de belangstellenden zijn koningin Elisabeth, kardinaal Mercier en Eerste Minister Delacroix.
Nadat wijd en zijd haar daden bekendraken, wordt haar leven snel geromantiseerd en is zij voor de mensen de patriot die zonder verpinken haar leven voor haar land heeft gegeven. Er worden films over Petits leven gemaakt – in 1920 en 1928 -, toneelstukken en gedichten over haar geschreven. De cel in de gevangenis van Sint-Gillis waar ze drie maanden vast heeft gezeten wordt een soort bedevaartsoord. In juli 1923 onthult koningin Elisabeth op het Brusselse Sint-Jansplein het standbeeld dat Egide Rombaux van de heldin heeft gemaakt. Gabrielle’s blouse belandt in een vitrine van het Legermuseum in het Jubelpark en in haar geboortestad Doornik krijgt een plein haar naam.
Klik voor andere routes op Routes
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht