Royal Boch Keramis

Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route La Louvière
Wandel deze route met je smartphone.

ROYAL BOCH / KÉRAMIS

In 1782 wordt te Septfontaines in het Groot-Hertogdom Luxemburg Jean-François Boch geboren, een zoon van de aardewerkmaker Pierre Joseph Boch en Antoinette Nothomb. Pierre’s familiebedrijfje wordt bij de verovering van Luxemburg door de revolutionaire Franse troepen in 1794 volledig vernield. Daarop richt Jean-François in 1809 in Metlach, gelegen het Saargebied, een eigen aardewerkbedrijfje op en krijgt in datzelfde jaar een zoon, Eugène.

In 1839 fuseert Jean-François’ bedrijf met de porseleinfabrikant Nicolas Villeroy uit Vaudrevanges, waardoor het bedrijf Villeroy et Boch ontstaat. Dat zal later wereldfaam vergaren.

Boch laat La Louvière ontstaan

Ondertussen is in het Henegouwse dorpje Saint-Vaast – thans een deelgemeente van La Louvière – in 1838 de pottenbakkerij Kéramis opgericht, nabij de verbindingsweg van Soignies naar het domein van Mariemont. Dat bedrijfje is evenwel geen succes geworden en heeft zijn activiteiten moeten staken.

In 1840 vreest de familie Boch in Septfontaines dat ze na de ondertekening van het Belgisch-Nederlands vredesverdrag – waarbij het Groot-Hertogdom Luxemburg onafhankelijk wordt onder economische voogdijschap van Pruisen – afgesneden zal worden van de Belgische markt. Daarom wordt uitgekeken naar een plaats in België om een nieuwe fabriek te vestigen. En zo komt men uit in Saint-Vaes, waar dan het oude Kéramisbedrijfje in 1841 wordt overgenomen door Eugène Boch, intussen getrouwd met Octavie Villeroy. Samen met zijn jongere broer Victor start hij op 30 september 1844 de productie in Saint-Vaast weer op, nu onder de naam Boch Frères Kéramis.

Eugène en Victor halen hun gespecialiseerde werkkrachten uit een in 1843 te Echternach gesloten aardewerkfabriek en uit het familiebedrijf in Mettlach. Dat personeelsbestand bestaat uit Luxemburgers, Saarlanders en Lotharingers, maar zal later nog worden aangevuld met vaklui uit Holland en Pruisen. Daardoor ontstaat er naast de fabriek een flinke arbeiderswijk, waar in 1862 reeds 500 werknemers van Boch Frères wonen. Zij vormen de kern van de nieuwe gemeente La Louvière, die in 1869 tot stand komt met Amand Mairaux als eerste burgemeester.

Van koffiepotten naar Delfts blauw

Boch Frères produceren geen porselein, maar gebruiksaardewerk. Al meteen de eerste jaren stijgt de productie flink, dankzij de zuivere kwaliteit van de faience, de mooie kleur en de sterkte van het aardewerk. Victor Boch ziet nieuwe mogelijkheden door uitbreiding met een fabriek voor fijn aardewerk. Dat is in Europa opnieuw ontdekt als decoratief element en wordt tot 1870 weer gebruikt.

Wanneer enkele jaren later de beroemde koninklijke en keizerlijke manufactuur van Doornik wordt overgenomen, kan de firma Boch Frères putten uit dat buitengewoon rijke artistieke erfgoed. Er worden al snel originele producten gelanceerd, die de mode van gedrukte versieringen volgen. De installaties in La Louvière worden uitgebreid met drie ovens in baksteen, waarvan de vorm doet denken aan reusachtige flessen. Ze zijn behouden binnen het huidige Keramis Centre.

Victor Boch, jongste broer en opvolger van Eugen Boch, haalt Nederlanders uit Delft en Maastricht naar La Louvière omwille van hun knowhow in beschilderde stukken, waarbij nagemaakte Delftse versieringen een specialiteit van de onderneming worden. Hun eigen signatuur, een kleine met de hand geschilderde B onder de stempel ‘Kamer van Hollandse schilders’, wordt wereldwijd teruggevonden op honderdduizenden exemplaren.

Anna Boch haalt kunstenaars binnen

Bij het begin van de 20ste eeuw komt de art nouveau de productie verrijken. Anna Boch, dochter van Victor en zelf kunstenares, trekt rond 1890 schilders aan als Alfred-Willy Finch, Charles van der Stappen en Theo Van Rysselberghe. In de late jaren 1920 domineert Charles Catteau de creatieve kant van de manufactuur. Hij heeft een grote prijs gewonnen op de internationale tentoonstelling van sierkunsten in Parijs in 1925 en maakt school met vazen in fijn aardewerk met eenvoudige en meetkundige vormen en versieringen uit de wereld van flora en fauna. Hij legt dik email met schitterende kleuren op werk dat vandaag gezocht wordt door liefhebbers van art deco. Na hem komt Raymond-Henry Chevallier, die tussen 1937 en 1954 met exuberante versieringen uitpakt, vaak in mat en fel gekleurd email. Ook zo’n creatieve medewerker is Ernest D’Hossche, van wie een keramisch wandreliëf vandaag de stationshal van La Louvière siert.

Er komen in de jaren 1920 siertegels voor wandbekleding bij, vervolgens wordt ook sanitair vervaardigd en een speciaal verglaasd soort aardewerk onder de naam Vitribo. Maar na een hoogtepunt bereikt te hebben rond 1931 met 1300 werknemers, gaat het stilaan bergaf met het bedrijf.

Fusie met een sfinks

Na de Tweede Wereldoorlog vertrouwen de Boch Frères de artiestieke leiding toe aan kunstenaar Ernest D’Hosche. Hij brengt sobere en strakke vormen in hoogwaardig email, vaak in rood, blauw en groen met licht parelmoereffect. Maar economisch gaat het niet goed met het bedrijf en in 1985 moet Boch de deuren sluiten. Er wordt nog getracht verder te werken rond sanitair onder de naam Noviboch. Dat bedrijfsonderdeel wordt overgenomen door het Waalse Gewest en in 1991 komt het in handen van Koninklijke Sphinx, een Maastrichtse sanitairproducent. Nadat Sphinx zelf failliet gaat Maar nadat Sphinx zelf failliet gaat, gaat dat in 1998 over naar de groep Sphinx-Gustavberg. Ook het aardewerkbedrijf Boch wordt nog overeind gehouden met steun van het Waalse gewest. 

Na diverse relancepogingen sticht een groep privé-aandeelhouders en de Hodey-groep in 1994 de Manufacture Royal Boch. Uiteindelijk komen de aandelen in handen van het duo De Mevius-de Spoelberch, die een ambitieus investeringsplan opstellen om uitrusting en bewerkingsinstrumenten te vernieuwen. Er worden nieuwe producten gelanceerd, ook in Frankrijk en Italië. Hedendaagse ontwerpers als Pieter Stockmans, architect Bob van Reeth en schilder Jean-François Octave worden erbij betrokken en in 1996 ontvangt Royal Boch de titel Belgisch Hofleverancier.

Maar na nieuwe verliezen wordt het bedrijf in juni 2009 overgenomen door de Brusselse zakenman Patrick De Maeyer, die echter zijn beloften om het bedrijf verder te zetten niet kan nakomen, zodat op 7 april 2011 het faillissement wordt uitgesproken, waarbij alle industriële activiteiten worden stopgezet. Alleen is er nog verkoop onder de naam Royal Boch BV, maar dat gebeurt vanuit Lange Leemstraat 142 in Antwerpen en gaat wellicht over niet zelf geproduceerde artikelen.

In 2000 wordt wel de basis voor de Stichting Boch Keramis gelegd door Fréderic de Mévius en Diane Hennebert, waaruit een museum en activiteiten rond aardewerk en keramiek voortkomen – zie hieronder.

KERAMIS CENTRE DE LA CÉRAMIQUE
Place des Fours-Bouteilles 1, La Louvière.
Een combinatie van museum, atelier en activiteitenprogramma op de plaats van de oude faïencefabriek van Boch, maar in een eigentijds gebouw, waarin drie oude grote flesvormige ovens zijn opgenomen.

Museum: collecties uit diverse verzamelingen o.a. van de Stichting Boch-Keramis; Boch-stukken uit de 19de en 20ste eeuw, o.a. van Charles Catteau; hedendaagse ontwerpen uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Geleid bezoek voor groepen in het Nederlands mogelijk. Museumwinkel. Toegang € 8,00, 65+/studenten € 6,00, -18 jaar gratis. (tarieven 2021).
Atelier: introductie in oude en hedendaagse technieken; educatie tot creatief werk en experimenten.Zie website edu@keramis.be .
Activiteitenprogramma: zie website info@keramis.be , ook voor groepen.
Openingsuren: di. 9-17u., wo.-zo. 10-18u. infotel. (0032) (0)64.23.60.70.

Om het verhaal rond de Manufacture Boch-Keramis in La Louvière af te ronden, nemen we je nog even mee naar een bijzonder Boch-huis. Je vindt het als je vanuit het stadscentrum de weg naar Le Roeulx volgt, die vanaf het rondpunt Rue Sylvain Guyaux heet en na de spoorwegbrug Rue Gustave Boël wordt. Na die spoorbrug sla je de derde straat rechts in, de Rue de la Closière, waar je pal uitkomt op:

Château De la CLOSIÈRE
Rue de la Closière 36.
Victor Boch, de jongste van de twee Boch Frères die met hun aardewerkfabriek de basis voor de stad La Louvière leggen, koopt rond 1850 een kaal stuk grond van zo’n 15 hectare terzijde van de weg La Louvière-Soignies, vandaag de Rue Gustave Boël. Daar laat hij bomen aanplanten en gaat er met zijn gezin op vrije dagen wandelen. Hij geeft er de naam La Closière (Het Boerinnetje) aan. Tussen 1857 en 1862 laat hij de Brusselse architect Joseph Poelaert daar een kasteel optrekken. Poelaert, die in Parijs kennis heeft gemaakt met het neoclassicisme van architect Schinkel, ziet de dingen doorgaans groots. Hij heeft op dat moment al de Congreskolom en de neogotische Sint-Catharinakerk in Brussel op zijn palmares staan en zal vanaf 1862 het megalomane project van het nieuwe Justitiepaleis in de Marollen leiden.
Dat zo’n man ook in La Louvière een grootse schepping wil achterlaten, laat zich raden. En hij ziet kans Victor Boch in zijn plannen mee te slepen, tot ontzetting van diens vrouw Lucie, die het allemaal liever wat eenvoudiger houdt – zoals later hun dochter Anna in haar “Souvenirs d’une vie” zal getuigen.

Geboren in 1848 ontpopt Anna zich als de artistieke telg van de familie, die zich met neo-impressionistische schilderijen aanvaard weet te maken in de Brusselse artistieke kringen rond de groepen ‘Les XX’ (Les Vingts, de 20) en ‘La Libre Esthétique’. Anna is ook de vrouw die in 1890, enkele maanden voor de dood van Vincent van Gogh, diens schilderij ‘De rode wijngaard’ heeft gekocht voor 400 frank op de Brusselse expositie van Les Vingt. Meteen het enige werk van Van Gogh dat ooit tijdens zijn leven verkocht is geraakt. Anna’s broer was dokter Eugène Boch, bevriend met Vincent. Het bewuste schilderij bevindt zich nu in het Poesjkinmuseum in Moskou.

La Cloisière, dat ook de naam van het kasteel wordt, is opgetrokken op een basis van blauwe hardsteen, waarop een kolos van witte Franse steen verrijst. Via een van de twee brede zijtrappen bereik je een breed terras, vanwaar een volgende trap naar de ingang leidt. Aan de oost- en westzijde van het enorme gebouw waren oorspronkelijk wintertuinen, maar in 1953 is de wintertuin aan de rechterkant door architect Malcorps vervangen door een moderne aanbouw, die vloekt met de rest van het kasteel. Maar dat heeft Victor niet meer hoeven te beleven, hij is al in 1920 overleden.

Zijn erfgenamen hebben La Cloitière verkocht aan het drietal Alfred en Antoine Scaillée en Jacques Mannes. In 1928 is het eigendom overgegaan in handen van de Union des Centrales électriques du Hainaut, een bedrijf dat niet veel energie heeft gestoken in het behoud van het kasteel en het domein heeft verkaveld, zodat er nu woningen op gebouwd zijn. Op 13 juli 1959 komt het gebouw in handen van het Office National du Placement et du Chômage, de nationale dienst voor tewerkstelling en werkloosheid. Nu huist er het Forum Conseil, dat niemand een blik binnen gunt, die er niet echt moet zijn. Anna Boch heeft nog een straat naar haar vernoemd gekregen, rechts van het kasteel.

Klik voor andere routes op Routes
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht